Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

De Staat van de Stad Amsterdam V verschenen; 10 jaar Staat van de Stad

Het welzijnsniveau van Amsterdammers is tussen 2006 en 2008 verbeterd. Als gevolg van de economische voorspoed van de afgelopen jaren was er ook vooruitgang voor sociaal zwakkere groepen. De positieve trends maken dat Amsterdam er aan het begin van de huidige recessie op veel punten sterk voor staat. Maar daarnaast zien we een aantal gebieden in de stad waar achterstanden en problemen “op het terrein van gezondheid, participatie, inkomen, scholing, en leefbaarheid en veiligheid“ zich opstapelen. Dit blijkt uit De Staat van de Stad Amsterdam, een tweejaarlijkse monitor die een overzicht geeft van de participatie en leefsituatie van (groepen) Amsterdammers, die dit jaar voor de vijfde keer uitkomt.

Verbetering welzijnsniveau

De gegevens in De Staat van de Stad Amsterdam V zijn voor een groot deel gebaseerd op een enquête onder ruim 3.500 Amsterdammers van 18 jaar en ouder, uitgevoerd in het najaar van 2008. Zij zijn ondervraagd over hun sociaal-maatschappelijke, culturele en politieke participatie, en over hun woonsituatie. Bij elkaar opgeteld leidt dat tot de leefsituatie-index, een maat die de welzijnspositie van groepen Amsterdammers in beeld brengt. De leefsituatie in Amsterdam is ten opzichte van de voorgaande jaren in 2008 verbeterd (van 100 naar 102,3). Bijna alle bevolkingsgroepen gingen erop vooruit. Alleen Amsterdammers met een werkloosheidsuitkering gingen er vanaf 2004 op achteruit.

De gemeten veranderingen in de gemiddelde leefsituatie ontstaan door de dynamiek in de samenstelling van de bevolking én in de positie van individuele huishoudens. Amsterdam trekt nog steeds nieuwe bewoners uit de rest van Nederland en uit tal van westerse landen. De Amsterdamse bevolking groeit dan ook sterk en de vergrijzing gaat veel minder snel dan in de rest van Nederland. Daarnaast valt op dat de niet-westerse migranten hun gemiddelde positie hebben verbeterd: tegenover nieuwkomers die in een relatief zwakke positie verkeren, staan meer geslaagde migranten die beginnen te suburbaniseren. De tweede generatie kan relatief gemakkelijk winst boeken ten opzichte van de eerste generatie. De leefsituatie-index van de eerste generatie niet-westerse migranten ging van 94 in 2000 naar 97 in 2008 en die van de eerste generatie Turkse en Marokkaanse Amsterdammers van 89 naar 94. De – jeugdige! – tweede generatie heeft een stabiele bovengemiddelde leefsituatie-score. De drie belangrijkste hulpbronnen die de kwaliteit van de leefsituatie bepalen zijn inkomen, onderwijs en werk. Globaal genomen heeft Amsterdam op elk van deze terreinen positieve ontwikkelingen doorgemaakt. De koopkracht is toegenomen en dichterbij het landelijke niveau gekomen. Maar dat geldt niet voor iedereen; bijna één van de vijf huishoudens moet rondkomen van het minimum.Het aandeel niet-werkende werkzoekenden onder Amsterdammers tussen 15 en 65 jaar ligt in 2009 (april 7,5%) fors lager dan in 2000 (11,3%), maar door de economische crisis loopt de werkloosheid op. Op het gebied van onderwijs is de afgelopen tien jaar vooruitgang geboekt: de achterstand ten opzichte van de rest van het land is deels ingelopen en het opleidingsniveau (van vooral de tweede generatie allochtone jongeren) stijgt. Maar een deel van de in Amsterdam geboren jongeren loopt onderwijsachterstand op. De tweedeling in het onderwijs, zowel in termen van kwaliteit als langs etnische en sociaaleconomische scheidslijnen, neemt dan ook niet af.De (ervaren) gezondheid van Amsterdammers hangt sterk samen met de mate van participatie. Het verschil in levensverwachting met heel Nederland wordt kleiner doordat de levensverwachting van (vooral mannen) in Amsterdam sterker toeneemt dan landelijk. Ook neemt het aandeel Amsterdammers dat sport en dagelijks beweegt licht toe. Een grote zorg blijft toenemend overgewicht, vooral onder de jeugd.

Driedeling in de stad en hardnekkige achterstanden

Inzoomend op de stadsdelen valt op de terreinen participatie en leefbaarheid een driedeling in de stad te zien: de randen van de stad scoren op veel terreinen nog steeds onder het gemiddelde (Geuzenveld-Slotermeer, Zuidoost, Amsterdam-Noord en Bos en Lommer; in mindere mate Osdorp, De Baarsjes en Slotervaart). Een groot deel van de negentiende-eeuwse gordel scoort op veel terreinen gemiddeld (Westerpark, Oost-Watergraafsmeer, Zeeburg). De stadsdelen Centrum, Oud-Zuid, Oud-West en (in mindere mate) Zuideramstel scoren daarentegen op veel terreinen hoger dan gemiddeld. Concentraties van achterstand in werk én inkomen liggen vrij stabiel in Zuidoost, in veel delen van Noord, delen van Bos en Lommer en Geuzenveld-Slotermeer, in de Indische buurt, de Diamantbuurt en de Transvaalbuurt. Het gaat hierbij veelal om herstructureringsgebieden.