Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Op hol geslagen paarden en nagelaten 'teekens'

Amsterdam is een drukke stad met veel verkeer. En dat betekent dat er regelmatig ongelukken gebeuren. Ook honderd jaar geleden ging er weleens wat mis op de weg. Maar het verkeer en dus ook de verkeersongelukken zagen er toen wel anders uit dan nu. Tussen 1923 en 1944 hield het Bureau van Statistiek, de voorloper van Onderzoek en Statistiek, nauwkeurig bij wat de oorzaken waren van de verkeersongevallen in de stad.

Botsing van een vrachtauto met de locomotief van de stoomtram, ca. mei 1930. Bron: Stadsarchief Amsterdam

Honderd jaar geleden worden er in totaal 4.093 verkeersongevallen geregistreerd. Dat is te vinden in het jaarboek van 1924. In de jaren twintig neemt het totaal aantal ongevallen flink toe. In 1932 bereikt dat aantal zijn piek. Er zijn dat jaar 9.442 verkeersongelukken in de stad. Daarna blijft het aantal ongelukken een aantal jaar redelijk stabiel.

Tot de Tweede Wereldoorlog uitbreekt: vanaf dan worden er fors minder ongelukken geregistreerd. Dat komt waarschijnlijk voor een deel doordat de Duitsers alle benzine opeisen. Amsterdammers kunnen daardoor een stuk minder gebruik maken van hun motorvoertuigen. Daarnaast vordert de bezetter in 1942 een groot aantal fietsen. Dit leidt mogelijk ook tot minder verkeer op de weg.

In de jaarboeken zijn een aantal opvallende oorzaken voor de verkeersongelukken te vinden. Zo wordt er bijgehouden hoeveel ongelukken er gebeuren door een paard dat op hol slaat of schrikt. Ook vinden er jaarlijks behoorlijk wat ongelukken plaats doordat er onvoorzichtig wordt gespeeld op straat. Maar er zijn ook oorzaken die in het hedendaagse verkeer nog steeds spelen, zoals het ‘nalaten signalen of teekens te geven’.

Veruit de meeste ongelukken gebeuren doordat verkeersdeelnemers verkeerd uitwijken of geen voorrang verlenen. Andere veelvoorkomende oorzaken zijn slippende voertuigen en voetgangers die verkeerd oversteken of niet uitwijken. Over het algemeen neemt het aantal ongevallen toe in de jaren twintig, waarna het stabiel hoog blijft in de jaren dertig. Maar sommige oorzaken laten een ander patroon zien. Zo is er in de loop van de jaren dertig een afname van het aantal ongelukken door schrikkende paarden. Dat komt waarschijnlijk doordat er dan steeds minder paarden op de weg zijn.

Vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog neemt het aantal ongevallen door de meeste oorzaken af. Het lijkt er wel op alsof Amsterdammers weer iets vaker hun paard van stal halen. Mogelijk vervangen zij zo hun auto’s in deze tijd van benzinetekorten. Het aantal ongelukken als gevolg van mensen die op of van een rijdende tram springen, neemt enorm toe. Zijn er in 1939 nog 17 ongevallen met deze oorzaak, in 1943 is dat aantal toegenomen tot 146. Ook de tram wordt waarschijnlijk een stuk meer gebruikt nu gemotoriseerd vervoer zonder benzine zit.

Na de Tweede Wereldoorlog is de registratie van de oorzaken van verkeersongevallen op deze manier gestopt. Het jaarboek van 2001 is het meest recente jaarboek waarin oorzaken van verkeersongelukken zijn opgenomen. Daaruit kunnen we opmaken dat tussen 1998 en 2000 de meeste ongelukken gebeurden door diverse fouten van een bestuurder. Er was in die jaren geen enkel ongeluk door een op hol geslagen paard.