Leefbaarheid is groot in de MRA, vervuiling vormt belangrijkste zorg
- 19 januari 2023
De sociale leefkwaliteit, of leefbaarheid, is groot in de MRA, veel inwoners zijn tevreden met hun buurt en de sociale omgang. Wel zijn er in toenemende mate zorgen over de vervuiling in de buurt. Dan gaat het om het schoonhouden van de straten, maar ook om luchtvervuiling. De luchtkwaliteit in de MRA is wel verbeterd, maar in stedelijke gebieden, langs snelwegen en bij industriegebieden zijn er nog altijd hoge concentraties van fijnstof, roet en stikstof te vinden. De aanwezigheid van natuurlijk groen en soortendiversiteit verhoogt de leefkwaliteit. In het Gooi en Zuid-Kennemerland is veel natuurlijk groen aanwezig, in de meer agrarische gebieden in Zaanstreek-Waterland en Amstelland-Meerlanden is dit minder aanwezig en is ook de soortdiversiteit lager.
- In de meeste wijken in de MRA is de buurttevredenheid groot, wordt de sociale omgang als prettig ervaren, is het voorzieningenniveau op peil en is er weinig overlast door criminaliteit.
- Lagere scores komen voor in wijken van Zaandam Zuidoost, Haarlem Oost, Haarlem Schalkwijk Amsterdam Nieuw-West en Amsterdam Zuidoost. Het gaat vaak om naoorlogse wijken met veel sociale huurwoningen.
- De lockdowns tijdens de coronapandemie hebben een beperkte invloed gehad op de leefbaarheid. Mensen waren meer thuis en ondervonden daar zowel positieve als negatieve invloeden van. Bewoners ervaarden meer burenhulp, maar ook meer burenoverlast.
- De overlast van vervuiling is sterk toegenomen, dit speelt vooral in Amsterdam en in IJmond. Het kan bijvoorbeeld gaan om rondslingerend afval op straat, bijvoorbeeld doordat het huisvuil toenam tijdens de lockdowns, maar ook luchtvervuiling door verkeer en industrie.
- Verschillende vormen van overlast (drukte, geluid, verloedering) en luchtvervuiling zijn vaak een keerzijde van economische voorspoed. In stedelijke gebieden en rond (zware) industrie in de MRA hebben bewoners meer te maken met geluidsoverlast en luchtvervuiling dan in de meer landelijke delen. De belangrijkste bronnen hiervan zijn snelwegen, Schiphol, de haven en de industrie in IJmuiden en Zaanstad.
- Groen, en in het bijzonder natuur, draagt bij aan een hogere leefkwaliteit. De kustgemeenten Bloemendaal en Zandvoort hebben het meeste natuurgebied per inwoner in de MRA en de hoogste soortenrijkdom. Meer agrarische gemeenten als Beemster, en ook Aalsmeer en Uithoorn hebben een relatief lage soortendiversiteit.
Leefbare wijken
Bewoners in de MRA zijn over het algemeen tevreden met hun buurt. Zij geven hun buurt gemiddeld een rapportcijfer 7,7 in 2021. Dit is gelijk aan de situatie in 2019 en ook op wijkniveau is het beeld redelijk stabiel. Wel zijn de verschillen tussen wijken groot, variërend van een 5,6 (Sloterdijk Nieuw-West in Amsterdam) tot een 9,1 (Nieuwendammerdijk in Amsterdam). Hoge scores komen vooral voor in gebieden waar het eigen woningbezit hoog is. Het gaat om delen van Gooi en Vechtstreek, Zuid-Kennemerland, Amstelveen, Amsterdam-Zuid en Waterland. Lagere scores komen vooral voor in delen van Amsterdam Nieuw-West, Zaandam-Zuidoost, Haarlem Oost, Haarlem Schalkwijk en Amsterdam Zuidoost. Het gaat vaak om naoorlogse wijken met veel sociale huurwoningen.
De tevredenheid met de buurt hangt samen met verschillende, meer concrete leefbaarheidsaspecten. Het meest hangt het samen met de sociale samenhang in een buurt, gevolgd door het oordeel over inrichting en staat van onderhoud van de fysieke woonomgeving. Een derde belangrijke factor is de mate van veiligheid die mensen overdag en ’s avonds in hun buurt ervaren. De aanwezigheid van voorzieningen hangt minder sterk samen met de buurttevredenheid.
Mensen waren als gevolg van de lockdowns in 2020 en 2021 meer thuis en dit had zowel een positieve als negatieve uitwerking op het contact met de buren. Bewoners ervoeren een toename van burenhulp in hun buurt. Het gemiddelde rapportcijfer hiervoor ging van een 6,7 in 2019 naar een 6,9 in 2021. Vooral in de gemeenten Almere, Lelystad en Amstelveen, waar de burenhulp verhoudingsgewijs laag lag, nam de ervaren burenhulp duidelijk toe (+0,3). Aan de andere kant nam ook de overlast van buren toe (-0,1 naar rapportcijfer 7,5), vooral in gemeenten waar traditioneel weinig overlast is; de meer ruim opgezette gemeenten Laren, Blaricum, Heemstede en ook Haarlemmermeer zagen een toename van burenoverlast.
Inwoners van centrale gebieden in gemeenten zijn positiever over het voorzieningenaanbod dan bewoners van wijken aan de rand van steden en dorpen. Dit geldt zowel voor het winkelaanbod als de aanwezigheid van openbaar vervoer.
De (gedeeltelijke) lockdowns in 2020 en 2021 hebben beperkt invloed gehad op de ervaren leefbaarheid. De waardering voor het winkelaanbod is zelfs, ondanks de sluitingen, iets gestegen. Dit rapportcijfer ging van een 7,5 in 2017 en 2019 naar een 7,6 in 2021. De waardering voor het aanbod aan openbaar vervoer nam eveneens toe, van 7,1 naar 7,3. Dit kan mogelijk worden verklaard doordat er vanwege corona minder gereisd werd en het minder druk was. De relatief sterkste afname zien we bij het aanbod culturele voorzieningen en buurt- en wijkcentra (beiden -0,2). Dit is mogelijk wel een gevolg van de sluitingen van deze voorzieningen.
De overlast door vervuiling is sterk toegenomen. Het rapportcijfer hiervoor daalde sinds 2019 van een 6,6 naar een 6,3, nadat eerder tussen 2017 en 2019 al meer overlast door vervuiling werd ervaren. Deze vorm van overlast speelt vooral in delen van Amsterdam en IJmond. Het kan bijvoorbeeld gaan om rondslingerend afval op straat, bijvoorbeeld doordat het huisvuil toenam tijdens de lockdowns, maar ook luchtvervuiling door verkeer en industrie.
Tijdens de lockdowns in de coronapandemie waren mensen veel meer thuis. Dit leidde in een aantal gebieden tot meer wrijving en overlast tussen bewoners. Tegelijkertijd is de geregistreerde criminaliteit afgenomen in 2020 en 2021. Mensen waren meer thuis waardoor woninginbraken minder voorkwamen. En doordat er mensen minder op straat waren, inclusief het wegvallen van het toerisme, waren er minder mogelijkheden voor criminaliteit op straat zoals zakkenrollerij. De dalende trend in de geregistreerde criminaliteit zet daarmee sterker door. Wel vond er meer cybercriminaliteit plaats. Hoewel er wel grote verschillen zijn tussen gemeenten in de gemelde overlast en geregistreerde misdrijven, is hier geen patroon in waar te nemen.
Milieu en gezondheid
De luchtkwaliteit en de mate waarin bewoners overlast en hinder ondervinden van geluid, geur en hitte hebben invloed op de gezondheid. De verschillen hierin binnen de MRA zijn aanzienlijk. Vooral Schiphol, de havens en omliggende industrie en snelwegen vormen een belasting voor de gezondheid.
De afgelopen jaren is de hoeveelheid fijnstof, stikstofdioxide en roet in de lucht afgenomen. Mogelijke factoren van invloed zijn schonere dieselmotoren, intensivering van milieuzones, het schone luchtakkoord, en de coronamaatregelen. De waarden van NO2, PM10 en PM2.5 vallen binnen de Europese grenswaarden maar boven de advieswaarde van de WHO. De gemiddelde concentratie PM10 met een waarde van 15,5 nadert eind 2021 wel de grens van 15 µg/m3.
Zie ook
De gemeenten met de hoogste concentraties fijnstof en stikstofdioxide zijn Amsterdam, Haarlem, Ouder-Amstel , Diemen en Hilversum. Dit zijn de gemeenten met een hoge dichtheid van wegen en/of gelegen nabij wegen met snelverkeer zoals rijkswegen. Ook is de aanwezigheid van Schiphol een factor die bijdraagt aan de hogere concentraties fijnstof en stikstofdioxide. In de IJmond en Zaanstad is juist de concentratie PM10 hoog, als gevolg van de daar aanwezige industrie. Gemeenten met lage concentraties zijn Lelystad, Zandvoort, Edam-Volendam, Bloemendaal en Beemster. Dit zijn gemeenten met een lagere dichtheid van wegen , een beperkte hoeveelheid snelverkeer en een meer landelijk karakter.
Blootstelling aan fijnstof leidt tot levensduurverkorting ofwel vroegtijdige sterfte. Fijnstof is de verzamelnaam voor de aanwezige kleine stofdeeltjes in de lucht en betreft PM10, PM2,5 en roet (EC). Belangrijke bronnen voor de emissie van fijnstof en stikstof zijn: wegverkeer (56 procent), landbouw (25 procent), bouwsector (7 procent), processen in de chemische industrie (6 procent), handel, diensten en overheid (4 procent) en overige industrie en bedrijvigheid (3 procent). Fijnstof verergert vaak een bepaalde ziektes, zoals aandoeningen van hart- en vaatstelsel of luchtwegen en longen.
Zie ook
Er is geen drempelwaarde voor de gezondheidseffecten van fijnstof aangetoond. Daarom kunnen ook beneden de huidige grenswaarden gezondheidseffecten optreden. De Europese Unie heeft wel luchtkwaliteitseisen gesteld aan de lidstaten. Voor PM 10 vormt een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3 de grens. Deze beoogt bescherming tegen de langetermijneffecten van fijnstof. Voor PM 2,5 is een jaargemiddelde van 20 µg/m3 een indicatieve grenswaarde. De grenswaarden zijn resultaatverplichtingen maar men kan ook strengere grenswaarden hanteren afhankelijk van het gewenste beschermingsniveau en politieke haalbaarheid.
Geluidsbelasting is er vooral van Schiphol, industrie en wegverkeer. De gemeente Haarlemmermeer en Aalsmeer hebben hier het meest mee te maken. In Zandvoort en Bloemendaal, delen van Waterland en het Gooi is het aanzienlijk stiller. Geluidsoverlast kan met name gezondheidsproblemen zoals hart- en vaatziekten veroorzaken of slaap en rust verstoren.
Overlast van verkeersdrukte- en verkeerslawaai speelt vooral in de (centra van) steden. In een groot deel van Amsterdam ervaren bewoners veel overlast van verkeersdrukte. Ook in Haarlem speelt dit en in de centra van Purmerend en Hilversum. In Almere, Lelystad, Amsterdam-Zuidoost en Hoofddorp speelt dit probleem nauwelijks. Hier zijn de verkeersstromen vaak gescheiden, met aparte dreven voor de auto. Overlast van verkeersdrukte gaat vaak gepaard met overlast van verkeerslawaai. Maar in Amstelveen, Aalsmeer, Uithoorn, Ouder-Amstel en Muiden hebben bewoners weinig last van verkeersdrukte, maar wel van lawaai. Dit zal waarschijnlijk vooral vliegtuiglawaai zijn. Dit geldt ook voor een aantal gebieden in Amsterdam (o.a. Buitenveldert, Slotervaart) en de dorpen in Haarlemmermeer.
In 2012 heeft TNO een landelijk onderzoek gedaan naar hittestress tijdens een hittegolf van 2006. Daaruit bleek dat het in stedelijk gebied aanzienlijk warmer is dan in meer landelijk gebied. Ook speelt de grondsoort mee: zandgronden worden overdag warmer, maar koelen ’s nachts relatief meer af. Voor de MRA betekent dit dat in de steden als Amsterdam, Haarlem, en Beverwijk de waarden relatief hoog liggen. Op een zomerse dag liggen de temperaturen daar 1 graad boven het gemiddelde. Ook in de kernen van Amstelveen, Diemen, Heemskerk, Hilversum en Zaanstad liggen de waarden hoog. De mindmap hitte geeft een brede weergave van problemen die door hittestress op kunnen treden in de stedelijke omgeving.
Zie ook
Natuur en groen in de nabije leefomgeving
De kwaliteit en de hoeveelheid natuur en groen hebben verschillende waarden voor de leefkwaliteit en brede welvaart. Natuur en groen zijn onderdeel van het natuurlijk kapitaal en dragen bij aan de ecologische structuur en de biodiversiteit dat van belang is voor de toekomstbestendigheid van de voedselvoorziening (bestuiving, tegengaan van plagen, etc.). Natuur en groen in de stad hebben ook belangrijke leef- en gezondheidsfuncties, zoals een omgeving voor beweging, rust en ontspanning (gezondheid, recreatie). Het biedt ook plek voor ontmoeting dat bij kan dragen aan sociale cohesie.
Groen kan ook materiele waarde hebben doordat het bijdraagt aan bijvoorbeeld waardevermeerdering van vastgoed of het kan cultuurhistorisch van belang zijn voor de samenleving.
Groen kan ook een goede rol vervullen als het gaat om klimaatadaptatie door de waterhuishouding te regelen en daarmee wateroverlast te verminderen of door verkoeling te bieden. Ook kan het enigszins helpen bij geluidswering.
Binnen de Verstedelijkingsstrategie is er op het vlak van natuur en groen het voornemen om een aantal gebieden binnen de MRA met bijzondere natuur-, erfgoed- of recreatiewaarden een kwaliteitsimpuls te geven. Daarnaast blijft men passende landbouwgronden van belang vinden. De bereikbaarheid en toegankelijkheid van landschappen voor gezondheid, recreatie, verduurzaming en klimaatadaptatie wil men waarborgen. Men wil ook de groene verbindingen verbeteren zodat ze een betere ecologische functie kunnen vervullen. Met een landschaps- en natuur inclusieve aanpak wil men bij het aanleggen van nieuwe wijken, bedrijventerreinen of wegen ervoor zorgen dat deze meehelpen om het landschap te versterken en niet aantasten.
De hoeveelheid, aard en verdeling van groen per gemeente geeft in brede zin de potentie van het groen weer voor gebruik van groen om te bewegen of te recreëren en kan het imago en daarmee de historie of waarde van woningen van een gemeente bepalen. Als er gekeken wordt naar het aandeel groen per gebied dan hebben de gemeenten Beemster, Waterland, Wormerland, Lelystad, Landsmeer, Edam-Volendam en Uitgeest het grootste aandeel groen dat tussen 80 procent en 90 procent van het landoppervlak zit. De gemeenten met het kleinste aandeel groen in de gemeente zijn Haarlem, Aalsmeer, Amsterdam, Huizen, Uithoorn, Heemstede en Purmerend met ongeveer 40 procent groen van het landoppervlak. Het gemiddelde aandeel groen in de MRA gemeenten is zo’n 60 procent van het landoppervlak.
Bevolkingsdichtheid en bebouwingsdichtheid is medebepalend voor hoeveelheid groen dat beschikbaar is per inwoner in een gebied. Beemster steekt er als gemeente bovenuit met ongeveer 6.000 m2 groen per inwoner. Beemster heeft ook met 140 inwoners per m2 een lage bevolkingsdichtheid. Naast Beemster is er in de gemeenten Waterland, Lelystad en Wormerland ook redelijk veel groen per inwoner beschikbaar, namelijk rond 2.000 – 2.500 m2 per inwoner. Deze gemeenten hebben ook met ongeveer 350 inwoners per m2 een relatief lage bevolkingsdichtheid. Gemeenten zoals Haarlem (58 m2/inwoner), Amsterdam (76 m2/inwoner), Purmerend (119 m2/inwoner) en Heemstede (138 m2/inwoner) hebben veel minder dan het MRA gemiddelde van 800 m2 groen per inwoner beschikbaar.
Bevolkingsdichtheid en bebouwingsdichtheid beïnvloedt ook de verdeling van groen binnen een gemeente. Wijken binnen een gemeente waar bevolkings-of bebouwingsdichtheid hoog is, hebben een veel kleiner aandeel groen dan waar de bevolkings-of bebouwingsdichtheid laag is. De verdeling van groen is dus lang niet altijd even homogeen binnen een gemeente zoals wel het geval is in Waterland of Purmerend waar de meeste wijken 70-100 procent groen zijn. In Amstelveen zijn er grote verschillen tussen wijken. Er zijn wijken aan de west en zuidwestkant met 15-30 procent groen terwijl er wijken aan de zuidoostkant zijn met 70-100 procent.
Vooral de hoeveelheid recreatief groen is belangrijk voor de mogelijkheden om groen te gebruiken voor beweging, rust en ontspanning of ontmoeten. Stedelijke of dichtbevolkte gemeenten zoals Amstelveen, Amsterdam, Huizen, Haarlem en Purmerend hebben relatief meer groen voor recreatiedoeleinden dan gemeenten zoals Beemster, Waterland of Lelystad die absoluut en relatief gezien veel meer groen hebben. Natuurlijk groen kan ook de functie bieden voor beweging, rust en ontspanning maar is vaak afhankelijk van toegankelijkheid omdat het natuurlijk groen in principe niet gecultiveerd wordt. In sommige gemeenten zoals Beemster (nu onderdeel van Purmerend), Waterland, Edam-Volendam, Wormerland is veel van het groen voor agrarisch gebruik dat weer een andere functie, onder andere die van voedselvoorziening vervult.
Afstand tot verblijfsgroen (recreatief + natuurlijk groen) speelt dan ook een belangrijke rol bij gebruik van groen voor bewegen, ontmoeten, etc. In recent onderzoek (WUR, 2022 ) maar ook in de WHO richtlijnen is er aandacht voor nabijheid van groen. Op korte afstand van de woning maken inwoners gebruik van groen zoals stadsplantsoenen, parken en stadstuinen. De nabijheid van groen draagt bij aan het sociaal welzijn en fysieke gezondheid door ontmoeting, het samen ondernemen van buitenactiviteiten en het sporten in een groene omgeving. Met name voor doelgroepen met geen- of een beperkte private buitenruimte speelt de nabijheid van groen een rol in het sociaal welzijn en de fysieke gezondheid van de inwoners. Gemeente Amsterdam heeft bijvoorbeeld in de Groenvisie 2020-2050 principes voor groenontwikkeling opgenomen zoals “binnen 10 minuten wandelen vanaf huis in een parkachtige, openbare omgeving kunnen zijn” of “maximaal 15 minuten fietsen naar een groot groengebied aan de rand van de stad”.
Zie ook
In de MRA gemeenten is de gemiddelde afstand van een woning naar verblijfsgroen (publiek toegankelijke gebieden zijn zoals parken, plantsoenen, volkstuinen en gedenkparken bedoeld voor recreatie) 450 meter. In Middenbeemster (Gemeente Purmerend) moet de grootste gemiddelde afstand worden afgelegd. Deze gemeente wordt gekenmerkt door het landelijke en agrarische karakter. De gemeenten waar gemiddeld de kortste afstand wordt afgelegd zijn Diemen, Amstelveen en Zandvoort. Binnen en buiten deze gemeenten is park- en natuurgebied ruimschoots aanwezig. Bovendien, een eerste analyse laat een significante maar niet heel sterke negatieve relatie zien tussen bevolkingsdichtheid en afstand. Wanneer de bevolkingsdichtheid en/of woningdichtheid toeneemt, neemt de gemiddelde loopafstand tot verblijfsgroen af.
Vanuit de wijken bekeken, verschilt de afstand tot verblijfsgroen veel meer dan wanneer vanuit de gemeente als geheel bekeken. Er zijn wijken met een veel kleinere of grotere afstand tot verblijfsgroen ten opzichte van de gemiddelde afstand van 480 meter (gemiddelde berekend vanuit wijk perspectief). De wijken waar de gemiddelde afstand minder is dan 250 meter liggen verspreid over verschillende gemeenten. Wijken (van minimaal 25 inwoners) met de kleinste gemiddelde afstand tot verblijfsgroen zijn ‘Buitengebied’ in Zandvoort (130 meter), Amsterdamse Bos in Amstelveen (130 meter), en ‘Wijk 03 Erica en Tafelberg’ in Huizen (158 meter). De wijken met de grootste gemiddelde afstand liggen vooral in landelijk- of agrarisch gebied. Deze wijken liggen in een groene omgeving, maar het groen heeft niet de functie om er te verblijven of recreëren. In de onderstaande kaart zijn dit wijk ‘Wijk 06 Middelie’ in Edam-Volendam (2362 meter), Aalsmeerderbrug in Haarlemmermeer (2036 meter) en Burgerveen in Haarlemmermeer (1764 meter).
Groen en groenverbindingen zijn van belang voor biodiversiteit, maar het groen op zichzelf zegt nog niets over de biodiversiteit. Om deze reden wordt er ook gekeken naar de soortendiversiteit. Op de kaart ‘soortendiversiteit’ wordt de geschatte soortendiversiteit per kilometerhok in klassen weergegeven, op basis van gegevens van de laatste 10 jaar uit de Nationale Databank Flora en Fauna. De zeven belangrijkste en best onderzochte soortgroepen zijn hierin samengenomen (vaatplanten, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en vogels). In de kaart is gecorrigeerd voor het effect dat er niet op elke locatie even intensief wordt waargenomen. De hoogste soortendiversiteit is te vinden in de duinstrook, gevolgd door de uitlopers van de heuvelrug in Het Gooi. Opvallende plekken met een hoge soortendiversiteit zijn de oostkant van Amsterdam en Purmerend. Een opvallende negatieve uitschieter is de lage soortendiversiteit in de Beemster. Ook Haarlemmermeer en Aalsmeer kennen een relatief lage soortendiversiteit. Dit zijn vooral gebieden met agrarisch groen. Meer informatie is nodig om te beoordelen in hoeverre een bepaald gebied gunstig is voor soortendiversiteit.