Energieverbruik en CO2-uitstoot MRA neemt af
- 16 september 2022
De energiebehoefte van de MRA verandert en dit brengt een aantal uitdagingen met zich mee. Zo groeit de MRA in onder meer haar inwonersaantallen, woningvoorraad en economie, maar dient de ecologische voetprint zo veel mogelijk ingeperkt te worden om noodzakelijke duurzaamheidsdoelstellingen te kunnen behalen.
Daarmee is het van belang dat de MRA zuiniger omgaat met de energievoorraad en duurzame oplossingen toegepast worden om aan de grote vraag te voldoen. Verder zijn sinds 2021 de energieprijzen een aanzienlijke rol gaan spelen in de verbruikspatronen van de MRA. Aan de hand van de nieuwste cijfers wordt in kaart gebracht hoe het energieverbruik in de MRA zich in 2020 verhoudt tot het verbruik in eerdere jaren en in andere regio’s, hoe de resulterende CO2-uitstoot in de metropoolregio verspreid is en in hoeverre er gebruik gemaakt wordt van energie vanuit hernieuwbare bronnen. Ook wordt geschetst wat de effecten zijn van de stijgende energieprijzen op huishoudens in de MRA.
- Het energieverbruik in de MRA neemt af met de jaren. Het elektriciteitsverbruik in de regio gaat naar verhouding gelijk op met dat in de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) en in heel Nederland. In het verbruik van aardgas is de MRA zuiniger dan de MRDH en dan Nederland.
- De CO2-uitstoot ten gevolge van energieverbruik in de MRA daalt. Tussen 2019 en 2020 nam vooral de uitstoot door het verbruik van elektriciteit sterk af, waarmee dit voor het eerst lager ligt dan de uitstoot ten gevolge van het gasverbruik in de metropoolregio.
- IJmond blijft in 2020 het deelgebied met de grootste CO2-uitstoot, overwegend afkomstig uit industriegebied IJmuiden in gemeente Velsen. Wel daalde de uitstoot ten gevolge van elektriciteitsverbruik in de gemeente er tussen 2019 en 2020 met ongeveer een vijfde.
- De uitstoot vanuit de gebouwde omgeving in de MRA neemt al jaren af, maar tussen 2019 en 2020 werd met 14 procent de sterkste daling tot nu toe waargenomen. Mogelijk is dit een gevolg van de sluitingen van vestigingen in de publieke en commerciële sector gedurende de coronacrisis.
- In 2020 werd door de toepassing van hernieuwbare energiebronnen in de MRA ruim veertig procent meer CO2-uitstoot vermeden dan in 2010. De grootste bijdrage wordt geleverd door de toepassing van hernieuwbare elektriciteit. Alleen in Amsterdam nam de relatieve hoeveelheid hernieuwbare energie gedurende het vorige decennium niet toe.
- In 2020 wekken geregistreerde zonnepanelen in de MRA 37 procent meer vermogen op dan in 2019. Installaties op niet-woningen dragen momenteel iets meer bij dan die op woningen.
- Een veelvoorkomend motief voor het verminderen van het energieverbruik en het verduurzamen van de woning is het besparen van kosten. Hoge kosten zijn tevens hetgeen wat huishoudens in de MRA tegenhoudt om (verder) te verduurzamen. De recente stijging van de energieprijzen zouden dan ook kunnen aanzetten tot verduurzaming van de woning, maar het zou de investering ook kunnen ontmoedigen.
- In de MRA leeft gemiddeld acht procent van de huishoudens in energiearmoede.
MRA relatief zuinig in verbruik van aardgas
Per duizend inwoners ligt het totale elektriciteitsverbruik in de MRA in 2020 op 21 TJ. In de in veel opzichten vergelijkbare Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) ligt dit in 2020 op een vergelijkbare 22 TJ per duizend inwoners en in Nederland op 21 TJ per duizend inwoners. De ontwikkeling in het elektriciteitsverbruik op deze drie schalen verloopt op vergelijkbare wijze (zie onderstaande figuur). In alle gebieden is een lichte daling van het totale elektriciteitsverbruik te zien, behalve in de MRDH tussen 2019 en 2020. Ook is over tijd de MRA iets zuiniger in het verbruik van elektriciteit dan de MRDH, maar iets minder zuinig dan heel Nederland.
Het aardgasverbruik van de Metropoolregio Amsterdam ligt in 2020 op 33 TJ per duizend inwoners. Dit ligt lager dan dat in heel Nederland (53 TJ per duizend inwoners) en ruim beneden dat in de MRDH (90 TJ per duizend inwoners; zie onderstaande figuur). Ook in het verbruik van aardgas zien we in alle gebieden een lichte daling. Wel zien we in de MRA en op landelijk niveau een iets stabielere afname over tijd dan in de MRDH.
CO2-uitstoot door verbruik van elektriciteit neemt steeds sterker af
Gedurende het vorige decennium daalde de hoeveelheid uitgestoten CO2 ten gevolge van energieverbruik in de MRA (zie onderstaande figuur). Na een stijging van de uitstoot ten gevolge van elektriciteit tussen 2011 en 2015, daalt het erna sterk. Tussen 2019 en 2020 vond een daling van 23 procent plaats in de uitstoot ten gevolge van elektriciteitsverbruik. In het coronajaar werd in de gehele MRA circa 1.700 ton CO2 per duizend inwoners uitgestoten door het verbruik van elektriciteit. De CO2-uitstoot ten gevolge van het verbruik van aardgas toont een meer continue daling. Tussen 2019 en 2020 daalt de uitstoot door aardgas met vier procent van 1.925 naar 1.850 ton per duizend inwoners. In 2020 is de uitstoot ten gevolge van elektriciteit voor het eerst minder dan dat ten gevolge van het verbruik van aardgas.
Data over de CO2-uitstoot ten gevolge van aardgasverbruik ontbreekt in de Klimaatmonitor voor enkele gemeenten in enkele jaren. Deze data is benaderd door uit te gaan van het gemiddelde tussen twee jaartallen of de bekende gegevens uit het dichtstbijzijnde jaartal.
Industriegebied IJmuiden blijft verantwoordelijk voor piek in CO2
Binnen de MRA is eenzelfde verdeling te zien van het energieverbruik naar toepassing, deelgebied en sector als in voorgaande jaren. IJmond blijft in 2020 het deelgebied met het grootste verbruik in de MRA. Dit gaat gepaard met een aanhoudend hoge uitstoot van CO2 (zie onderstaande figuur). Per duizend inwoners werd hier nagenoeg 7.000 ton aan CO2 uitgestoten ten gevolge van elektriciteitsverbruik. Hoewel accurate data over de uitstoot ten gevolge van aardgasverbruik in 2020 ontbreekt voor IJmond, betrof dit bij de meest recente meting in 2016 circa 6.250 ton per duizend inwoners. Hiermee lijkt de uitstoot ten gevolge van elektriciteit in dit deelgebied de overhand te hebben.
Data over de CO2-uitstoot ten gevolge van aardgasverbruik in 2020 ontbreekt in de Klimaatmonitor voor gemeenten Uithoorn, Velsen, Landsmeer en Purmerend. Hierdoor ontbreekt ook recente data over de CO2-uitstoot ten gevolge van aardgasverbruik in deelgebieden Amstelland-Meerlanden, IJmond en Zaanstreek-Waterland. Deze data is benaderd door uit te gaan van het gemiddelde tussen twee jaartallen of de bekende gegevens uit het dichtstbijzijnde jaartal.
De grote uitstoot vanuit deelgebied IJmond is te herleiden naar gemeente Velsen en specifiek naar het industriegebied in IJmuiden, waar onder andere staal en aluminium geproduceerd wordt. In 2020 werd in deze gemeente nagenoeg 14.200 ton aan CO2 per duizend inwoners uitgestoten ten gevolge van het verbruik van elektriciteit (zie onderstaande figuur). De CO2-uitstoot in Velsen ten gevolge van aardgasverbruik in 2016 betrof ruim 11.500 ton.
Andere pieken in de CO2-uitstoot ten gevolge van gasverbruik zien we in 2020 in Aalsmeer, Zaanstad, Wormerland, Laren, Haarlemmermeer en Beverwijk. Deze gemeenten stootten in 2020 ieder meer dan 2.000 ton CO2 uit per duizend inwoners als gevolg van het verbruik van aardgas. De hoge uitstoot uit Aalsmeer concentreert zich relatief sterk in de landbouw, uit Zaanstad met name in de gebouwde omgeving en de industrie, uit Wormerland vooral in de industrie en uit Laren met name in verbruik door woningen. Gemeenten die relatief weinig uitstootten ten gevolge van gas zijn Almere, Purmerend en Diemen, waar de uitstoot onder de 1.000 ton per duizend inwoners bleef. In deze gemeenten wordt relatief veel gebruik gemaakt van stadswarmte voor verwarming, waardoor het aardgasverbruik er vermindert.
De CO2-uitstoot door het verbruik van elektriciteit blijkt het grootst in Haarlemmermeer, waar luchthaven Schiphol onder valt. In deze gemeente werd in 2020 per duizend inwoners 3.700 ton aan CO2 uitgestoten. Dit wordt gevolgd door de uitstoot ten gevolge van elektriciteitsverbruik in Ouder-Amstel, Aalsmeer, Wormerland en Weesp. De hoge uitstoot uit Ouder-Amstel concentreert zich met name in het bedrijfsleven. Verder is ook hier de hoge uitstoot een gevolg van een relatief grote landbouwsector in Aalsmeer en industriële sector in Wormerland. Ook in Weesp is relatief veel uitstoot het gevolg van de industrie. Zuinig in uitstoot door elektriciteit zijn gemeenten Landsmeer, Waterland, Huizen en Heemskerk. Deze gemeenten kennen een relatief kleine industriële sector, waardoor de uitstoot laag blijft. Deze patronen komen overeen met het beeld in 2019.
Wel zien we ook op lokale schaal de vermindering in uitstoot ten opzichte van 2019 terug. Zo betrof de hoeveelheid uitgestoten CO2 ten gevolge van elektriciteitsverbruik in Velsen in 2019 17.600 ton, een daling van ongeveer een vijfde. In ieder geval een deel van deze daling lijkt op een corona-effect: de crisis heeft een negatieve impact gehad op de productie van met name basismetaal, hetgeen wat in industriegebied IJmond voornamelijk geproduceerd wordt. In Haarlemmermeer betrof de uitstoot door elektriciteit in 2019 circa 4.700 ton per duizend inwoners, ongeveer 1.000 ton per duizend inwoners meer dan in 2020. Mogelijk is dit een weerspiegeling van de beperkende maatregelen op het vliegverkeer die golden in dat jaar.
In 2019 was de gebouwde omgeving in de MRA goed voor de helft van haar totale CO2-uitstoot. Gedurende het vorige decennium daalde de uitstoot vanuit de gebouwde omgeving in de MRA met een derde. De sterkste daling vond plaats tussen 2019 en 2020, van circa 2.825 naar circa 2.425 ton CO2 per duizend inwoners (een daling van 14 procent). Binnen de gebouwde omgeving gaat de meerderheid van het verbruik op in bedrijven en instellingen. Mogelijk is de relatief sterke daling in de uitstoot het gevolg van de sluiting van vele vestigingen in de publieke en commerciële sector gedurende meerdere perioden in 2020.
Data over de CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving ontbreekt in de Klimaatmonitor voor gemeente Aalsmeer. In de berekening van de totale uitstoot van de gebouwde omgeving in de MRA per duizend inwoners is gemeente Aalsmeer buiten beschouwing gelaten.
Van verbruik naar hergebruik
Om de voetafdruk van het energieverbruik te beperken maar toch te kunnen voldoen aan de grote vraag ernaar, wordt in de MRA in toenemende mate gebruik gemaakt van hernieuwbare energiebronnen (zie onderstaande figuur). Hernieuwbare energie wordt toegepast in de vorm van warmte, elektriciteit en energie voor verkeer en vervoer. Zo kan bijvoorbeeld hernieuwbare elektriciteit vervanging bieden voor aardgas, terwijl het bescheidener is in haar tol op het klimaat.
In 2020 werd door de toepassing van hernieuwbare energiebronnen in de MRA in totaal 408 ton aan CO2 vermeden per duizend inwoners – ruim veertig procent meer dan in 2010. De grootste bijdrage wordt geleverd door hernieuwbare elektriciteit: in 2020 was dit goed voor 305 ton vermeden CO2 per duizend inwoners. Dankzij de toepassing van hernieuwbare warmte werd in 2020 in de MRA 103 ton CO2 per duizend inwoners vermeden. De hoeveelheid vermeden CO2 door hernieuwbare energie in het verkeer en vervoer ontbreekt voor het jaar 2020. In 2019 ging dit om 98 ton CO2 per duizend inwoners.
De energietransitie wordt in verschillende delen van de metropoolregio steeds sterker zichtbaar. Tussen 2010 en de meest recente meting in 2019 is in elk deelgebied van de MRA de hoeveelheid hernieuwbare energie gestegen, behalve in Amsterdam (zie onderstaande figuur). Hier schommelde de hoeveelheid hernieuwbare energie over de jaren. In 2019 is dit vastgesteld op circa 4.550 TJ per miljoen inwoners. Negen jaar eerder betrof dit 4.650 TJ. In stedelijke gebieden bestaat een groot deel van de woningvoorraad uit appartementen, wat de installatie van zonnepanelen bemoeilijkt. Daarnaast lenen dichtbebouwde gebieden zich minder goed voor de plaatsing van windmolens. Sterke groei in de hoeveelheid hernieuwbare energie vond vooral plaats in deelgebieden Zaanstreek-Waterland en IJmond, waar de hoeveelheid hernieuwbare energie in deze periode ruim verdriedubbelde. Ook is de hoeveelheid hernieuwbare energie per miljoen inwoners in Amstelland-Meerlanden meer dan verdubbeld. En in deelgebied Gooi en Vechtstreek verdubbelde dit bijna gedurende het vorige decennium.
Bijdrage van zonnepanelen aan hernieuwbare energievoorraad neemt sterk toe
Een manier waarop particulieren kunnen bijdragen aan de capaciteit en de duurzaamheid van het energienetwerk is door zelfvoorziening in elektriciteit en teruglevering aan het energienet door middel van zonnepanelen. In 2020 heeft 10 procent van de woningen in de MRA zonnepanelen op het dak. In de regel wordt met zonnepanelen meer elektriciteit opgewekt dan benodigd voor het onderhouden van de woning waaraan ze bevestigd zijn. In dit geval wordt de overtollige elektriciteit teruggeleverd. Hiermee wordt niet alleen de belasting op het elektriciteitsnetwerk teruggedrongen, maar ook haar capaciteit vergroot.
Het aandeel woningen met zonnepanelen ligt in de MRA lager dan gemiddeld in Nederland (16 procent). Het deelgebied met het grootste aandeel woningen met zonnepanelen is Almere-Lelystad (19 procent), gevolgd door Amstelland-Meerlanden (15 procent), IJmond (14 procent) en Zaanstreek-Waterland (14 procent). Specifiek in Uitgeest (29 procent), Lelystad (23 procent), Wormerland (23 procent), Heemskerk (21 procent), Huizen (20 procent), Landsmeer (19 procent) en Haarlemmermeer (18 procent) hebben veel woningen zonnepanelen. Amsterdam en Zandvoort hebben het kleinste aandeel woningen met zonnepanelen (beide 4 procent). Ook Laren blijft achter (5 procent).
Alle geregistreerde zonnepanelen in de MRA, inclusief die op niet-woningen, leveren in 2020 gezamenlijk circa 809.700 kW aan vermogen, 323 kW per duizend inwoners (zie onderstaande figuur). In 2019 betrof dit circa 582.100 kW totaal en 235 kW per duizend inwoners: een stijging van 37 procent. Het vermogen van geregistreerde zonnepanelen op woningen stijgt exponentieel over de jaren. Het vermogen van de zonnepanelen op niet-woningen in de MRA worden vanaf 2019 gepubliceerd. Deze installaties blijken een nog grotere bijdrage te leveren. Tussen 2019 en 2020 groeide het vermogen van geregistreerde zonnepanelen op niet-woningen in de MRA met veertig procent. Landelijk produceerden alle geregistreerde zonnepanelen in totaal nagenoeg 11 miljoen kW in 2020. Hieraan droeg de MRA 7 procent bij.
Grote delen van het totale vermogen van geregistreerde zonnepanelen op woningen in de MRA zijn afkomstig uit deelgebieden Almere-Lelystad, Amstelland-Meerlanden en Zaanstreek-Waterland (zie onderstaande figuur). Kleinere aandelen zijn afkomstig uit Zuid-Kennemerland en IJmond. Dit zijn deelgebieden met relatief weinig woningen. Andersom telt Amsterdam juist veel woningen. Hoewel op maar een klein aandeel hiervan zonnepanelen geïnstalleerd zijn, levert dit deelgebied toch een aanzienlijke bijdrage aan het totale vermogen. In 2020 leverde de geregistreerde zonnepanelen op woningen in gemeente en deelgebied Amsterdam circa 50.500 kW aan vermogen. Verder is een groot deel van het vermogen geleverd door zonnepanelen op woningen in de MRA afkomstig uit gemeenten Almere (49.000), Haarlemmermeer (37.300) en Lelystad (27.000).
Aan het totale vermogen van geregistreerde zonnepanelen op niet-woningen in de MRA draagt vooral deelgebied Almere-Lelystad sterk bij. Ruim een derde van het totale vermogen wordt hier opgewekt. In Lelystad betrof dat 95.500 kW en in Almere 53.200 kW aan vermogen in 2020. Daarnaast is een kwart van het vermogen afkomstig uit deelgebied Amstelland-Meerlanden. Dit is met name het resultaat van het vermogen opgewekt door zonnepanelen op niet-woningen in Haarlemmermeer (73.200 kW). Verder levert ook hieraan Amsterdam een aanzienlijke bijdrage. In 2020 leverden de installaties op niet-woningen 75.800 kW aan vermogen op. Ook dit is een bijproduct van haar omvang.
Stijgende energiekosten en draagvlak voor verduurzaming
Een veelvoorkomend motief voor het verminderen van het energieverbruik en het verduurzamen van de woning, bijvoorbeeld door de installatie van zonnepanelen, is het besparen van kosten. De recente stijging van de energieprijzen resulteert in de hoogst gemeten kosten sinds 2008 (zie onderstaande figuur). In 2020 zijn de jaarlijkse energiekosten voor een gemiddelde woning in de MRA vastgesteld op €1.702. We zien een aantal uitschieters. Zo zijn de energiekosten voor een gemiddelde woning in deelgebied Zaanstreek-Waterland tussen 2017 en 2020 gestegen van €1.870 naar €2.250 per jaar. Daarmee is dit het deelgebied waar inwoners de hoogste jaarlijkse energiekosten dragen. Ook in deelgebied Gooi en Vechtstreek zijn de jaarlijkse kosten voor energie gemiddeld hoog. Wel zien we in dit deelgebied over tijd een afname in de gemiddelde jaarlijkse energierekening. In gemeente en deelgebied Amsterdam zijn de gemiddelde energiekosten het laagst. Dit is mogelijk een reflectie van de gemiddeld kleine woningen.
Data over jaarlijkse energiekosten van een gemiddelde woning ontbreekt in de Klimaatmonitor voor deelgebied Zaanstreek-Waterland in de jaren voor 2017. In de berekening van de jaarlijkse energiekosten van een gemiddelde woning in de gehele MRA is dit deelgebied buiten beschouwing gelaten.
Veel huishoudens in de MRA zien mogelijkheden om de woning te verduurzamen. Ruim vier op de vijf (83 procent) van de huishoudens in de MRA zou hun woning op één of meerdere manieren willen laten verduurzamen. Slechts 14 procent geeft aan geen behoefte te hebben aan (verdere) verduurzaming. De manier waarop de meeste huishoudens de woning zouden willen verduurzamen is met zonnepanelen. Eén op de drie van huishoudens in de MRA uit deze wens. Ook in (betere) vloer- (20 procent) en gevelisolatie (17 procent) is veel interesse. Desgevraagd geven huishoudens aan dat met name de hoge kosten van verduurzaming reden zou zijn om de woning niet te willen of kunnen verduurzamen. Daarmee zou de stijging van de energieprijzen kunnen aanzetten tot verduurzaming van de woning, maar het zou de investering ook kunnen ontmoedigen.
Energiearmoede
Vijf procent van het gemiddelde inkomen van huishoudens in de MRA gaat uit naar energielasten. De zogeheten energiequote ligt met 5,3 procent het hoogst in deelgebied Almere-Lelystad, gevolgd door Gooi en Vechtstreek en Zaanstreek-Waterland (beide 5,2 procent). Uitschieters in de energiequote zien we in gemeente Laren, waar 6,2 procent van het huishoudinkomen wordt uitbesteed aan energie. Ook in Wijdemeren en Edam-Volendam (beide 5,8 procent) en in Lelystad (5,7 procent) ligt de gemiddelde energiequote hoog. Deelgebieden waar het kleinste aandeel van het inkomen uitgaat naar energielasten zijn Amstelland-Meerlanden (4,7 procent) en Zuid-Kennemerland (4,8 procent). Vooral in gemeenten Diemen (4,3 procent), Ouder-Amstel (4,4 procent) en Heemstede (4,5 procent) valt de gemiddelde energiequote laag uit.
In de gehele MRA kampt gemiddeld acht procent van de huishoudens met energiearmoede: minstens tien procent van het inkomen van deze huishoudens wordt besteed aan de energielasten. Hoewel het aandeel MRA-huishoudens wat leeft in energiearmoede weinig verschilt tussen deelgebieden, bestaan er wel aanzienlijke verschillen tussen gemeenten. Zo zien we dat in Laren vijftien procent van de huishoudens met energiearmoede kampt. In Landsmeer gaat dit om twaalf procent, in Lelystad om elf en in Wijdemeren en Bloemendaal om tien procent. Hoewel in Amsterdam het aandeel huishoudens wat kampt met energiearmoede niet veel hoger ligt dan gemiddeld in de MRA, zien we hier op gebiedsschaal wel hoge percentages terug. Zo ligt dit aandeel met name hoog in Venserpolder, Osdorp-Midden en Volewijck, waar gemiddeld een op de vijf huishoudens in energiearmoede leeft. De MRA-gemeenten waar het minst sprake is van energiearmoede zijn Oostzaan (2 procent), Ouder-Amstel (3 procent) en Heemstede (4 procent).